Japan

Voorwoord

De Bodhimandha stichting biedt u een korte en fundamentele uitleg over het tantrisch of esoterisch boeddhisme in Japan. Vervolgens krijgt u uitleg over de inrichting van een Shingon tempel met aandacht voor een aantal belangrijke rituele voorwerpen, zoals de mandala’s en de vajra-scepters. Tenslotte maakt u kennis met de voornaamste leermeesters van het Japans esoterisch boeddhisme.

Boeddha als pasgeborene

Boeddha als pasgeborene en schakel tussen hemel en aarde.

In de vijfde eeuw voor Christus werd in het park Lumbini (thans Rummindai in Nepal), een kind geboren dat op latere leeftijd zo’n belangrijke plaats zou innemen in de spirituele geschiedenis van de mensheid, dat zijn geboorte in de loop der tijden met allerlei wonderverhalen werd omgeven. Volgens de legende stond de zuigeling op, en terwijl de aarde schudde en beefde en de gehele wereld werd verlicht, deed hij zeven passen en verklaarde hij – in een wereld waarin iedereen in reïncarnatie geloofde – dat dit zijn laatste geboorte zou zijn. Op 35-jarige leeftijd bereikte hij, dankzij een door yogaoefeningen getrainde geest, de toestand van volkomen verlichting. Na deze persoonlijke transformatie, die boeddhisten beschouwen als de grootste en meest beslissende gebeurtenis uit de evolutie van de mensheid, werd hij de Boeddha genoemd, de ‘Ontwaakte’.

De Wereld van Verlichting

Het Japanse tantrisch of esoterisch boeddhisme baseert zich op doeltreffende methoden voor het verkrijgen van buitengewone krachten en spirituele verlichting. De Japanners noemen het mikkyô, ‘de geheime leer’, omdat het wezenlijke ervan buiten het bereik van het intellect ligt en alleen toegankelijk is via mystieke ervaring. Juist omdat het absolute? langs rationele weg niet te benaderen is, wordt het gerealiseerd via symbolische handelingen, via rituelen waarin de kosmische orde ‘herschapen’ wordt en het eindige individu overgaat in een oneindig lichaam van bewustzijn.

Lees meer

De wereld van het lijden, die door de energie van onwetendheid in stand wordt gehouden en draait om het op zichzelf gerichte individu, transformeert daarbij in de stralende Wereld van de Verlichting. Deze hemelse wereld is een staat van zuiver bewustzijn, die zich manifesteert als transcendente wijsheid? en universele liefde en waarin het zelf en de ander uiteindelijk niet te scheiden zijn. Door deze transformatie ervaart de mens de diepe eenheid van alle dingen en wordt hij zelf een Boeddha, een ‘Ontwaakte’.

De geheime leer werd in de negende eeuw vanuit China in Japan geïntroduceerd door de monniken Saichô en Kûkai, die ieder een eigen school stichtten. Onder leiding van En no Gyôja ontwikkelden in de zevende eeuw Japanse bergasceten de shugendô-traditie, een mengvorm van het inheemse shintoïsme en het uitheemse boeddhisme.

Vam

Klanksymbool ‘Vam’

Op een open lotus en tegen de achtergrond van een volle maan prijkt het mystieke klanksymbool ‘Vam’. Een baldakijn benadrukt de verhevenheid. Het geheel wordt gedragen door een vajra-scepter. ‘Vam’ is een heilige kiemlettergreep of ‘zaadklank’ met grote scheppingskracht. Hij kan leiden tot volledige innerlijke ontwaking. Kamakura-periode (1192-1333).

Japan banner

Shingon Tempelruimte

De foto toont de reconstructie van de hoofdhal van een Shingon tempel die de Bodhimanda Stichting tussen 2010 en 2018 tentoonstelde in het Wereldmuseum in Rotterdam. De hoofdhal brengt de geheime setting van de mystieke training? in beeld. Daarmee biedt ze een zeldzame blik in een voor leken verboden heilige ruimte.

In het midden zit de allerhoogste boeddha van het esoterische boeddhisme, de mythische zonne-boeddha Dainichi Nyorai, de Grote Verlichter, wiens licht als een Grote Zon tot in alle uithoeken van het universum reikt. Hij symboliseert het zuivere, universele bewustzijn, de wijsheid van de uiteindelijke realiteit?. Alle goddelijke gestalten van het boeddhistische pantheon komen voort uit zijn immense energie. Zijn mystieke handhouding geeft uitdrukking aan de eenheid van het relatieve met het Absolute, of van de sterfelijke mens met het kosmische bewustzijn.

Lees meer

Rolschilderingen van de belangrijkste mandala’s van het esoterisch boeddhisme flankeren de zonne-boeddha: de Diamantwereld- mandala en de Matrixwereld-mandala. Deze mandala’s brengen de geheimen van de absolute en de relatieve werkelijkheid tot uitdrukking in een symbolentaal die alleen voor ingewijden toegankelijk is. De ‘vrouwelijke’ mandala van de Matrixwereld (rechts) omvat het geheim van materie in rusttoestand en die van de ‘mannelijke’ Diamantwereld (links) het geheim van energie in beweging, van ‘wijsheid in actie’.

Voor de boeddha staat het hoofdaltaar, een driedimensionale mandala gevormd door een platform waarop rituele objecten zijn opgesteld. Het centrum daarvan wordt ingenomen door een pagodevormige reliekhouder.

In de vier hoeken van het mandala-platform zijn magische ‘dolken’ gestoken waartussen een vijfkleurig ‘diamantdraad’ is gespannen om de afgebakende ruimte te verheffen tot heilig gebied en de mandala zuiver te houden. De kunstbloemen in de schatvazen op het mandala-platvorm symboliseren de vijf vormen van mystieke wijsheid die de totaliteit van het verlichte bewustzijn vertegenwoordigen. 

Op de voorgrond is de zitplaats van de ajari, de priester die ingewijd is in de geheimen van de mandala’s en de daarmee verbonden riten mag voltrekken. Verder bevinden zich in deze tempelopstelling twee kleinere, driedimensionale mandala’s met bijbehorende rituele objecten, tafels voor heilige geschriften, rituele muziekinstrumenten en tempellantaarns. 

Mandala’s

Deze twee mandala’s zijn geschilderd met minerale verven en versierd met uitgesneden bladgoud. Ze geven, in een uiterst ingewikkelde symbolentaal, diepzinnige opvattingen van boeddhistische meesters over het bewustzijn weer, die hun grondslag vinden in een zorgvuldige observatie van de geest ‘van binnenuit’.

De mandala’s zijn tweedimensionale voorstellingen van het universum die de diepste geheimen van het bewustzijn in kaart brengen. Op beide mandala’s staan ook vajra’s afgebeeld, korte scepters die meestal in een driedimensionale vorm worden gebruikt tijdens de uitvoering van rituelen (zie hieronder). 

De Matrix-mandala (Taizô-mandara)

De Matrix- of Moederschoot-mandala is een grafische voorstelling van het universum die de multidimensionaliteit van het bewustzijn in kaart brengt en zowel de microkosmos van de binnenwereld als de macrokosmos van de buitenwereld symboliseert.

Lees meer

In het midden van de mandala bevindt zich een achtbladige lotus met in het hart het passieve, geestelijke moederschoot-element? van de zonne-boeddha Dainichi Nyorai, de boeddha die de wijsheid van de uiteindelijke realiteit belichaamt. De acht bloembladen van de lotus symboliseren de acht vormen van bewustzijn die we moeten overstijgen om ons te kunnen bevrijden van de gehechtheid aan illusies: de vijf vormen van zintuiglijk bewustzijn, het mentale bewustzijn, het zelfbewustzijn en het ‘opslagbewustzijn’. Het is dit ‘opslagbewustzijn’? waarin alles wat ooit ervaren werd, als ‘karmisch geladen’ zaden? bewaard wordt en waaruit zich mentale en fysieke elementen ontwikkelen, waardoor we de schepper worden van onze eigen werkelijkheid. 

Als grafische voorstelling bestaat de Matrix-mandala uit twaalf velden, die zalen symboliseren waarin constellaties van in totaal 414 boeddha’s, bodhisattva’s en andere mythische figuren de werkelijkheid in de wereld van waarneembare verschijnselen tot uitdrukking brengen.  

Taizô-mandara

© Studio R. Asselberghs – Frédéric Dehaen Brussels.

Diamantwereld-mandala (Kongô-kai-mandara)

De Diamantwereld-mandala vormt een eenheid met de Matrix-mandala en vertegenwoordigt het universum zoals het wordt gezien door een boeddha, een ‘volkomen verlichte’ of ‘volledig Ontwaakte’.

De Diamantwereld-mandala is een grafische voorstelling van de hoogste ‘wijsheid’ van de absolute werkelijkheid, met in het midden het actieve, materiële diamant-element van de zonne-boeddha Dainichi Nyorai?

Lees meer

De mandala bestaat uit negen velden waarin in totaal 1.461 boeddha’s, bodhisattva’s en andere mythische figuren zijn samengebracht. Elk van deze velden is een op zichzelf staande mandala waarin de zonne-boeddha centraal staat als belichaming van het Absolute. Beoefenaren van de hogere tantrische meditaties doorlopen mentaal deze negen velden, om zich de daarin geopenbaarde kennis eigen te maken en hun geest te laten ‘terugkeren’ naar zijn absolute conditie van zuiverheid.

Kongô-kai-mandara

© Studio R. Asselberghs – Frédéric Dehaen Brussels.

Vajra-scepters

De korte vajra-scepter, zoals ook zichtbaar in de mandala’s hierboven, is het belangrijkste cultusvoorwerp van het esoterisch boeddhisme. Met het woord ‘vajra’, dat ‘diamant’ of ‘adamanten’ betekent, wordt een bovennatuurlijke substantie aangeduid, hard als diamant, helder als de lege ruimte, en onweerstaanbaar als een bliksemschicht.

Lees meer

In het Shingon-boeddhisme symboliseren vajra’s het onfeilbare, allesdoordringende inzicht, de onvernietigbare waarheid die elke hindernis op de weg naar verlichting met de hardheid van een diamant doorklieft. 

De vijfpuntige vajra symboliseert de vijf elementen: Aarde, Water, Vuur, Lucht en Ether of Leegte; en de vijf archetypische vreedzame boeddha’s. Deze vajra mag alleen worden gebruikt door priesters die hogere inwijdingen hebben ontvangen.

Vajra-scepters

Kongôban: handbel en vajra-scepters

Deze kongôban is een driehoekig gelobt draagblad op pootjes waarop een rituele handbel staat, omgeven door drie verschillende vajra-scepters. De bel symboliseert de wereld van verschijnselen. De klank ervan is het symbool van de vergankelijkheid. Ze is woordloos, beeldloos, vormloos en zonder enige substantie; ze verschijnt en verdwijnt. Volgens de boeddhistische leer bezitten dingen, evenals geluid, geen substantiële werkelijkheid. De bel is ‘vrouwelijk’, maar met de ‘mannelijke’ handgreep in de vorm van een vajra symboliseert het geheel de onlosmakelijke verbondenheid van de Matrix- en de Diamantwereld-patronen (zie de uitleg over de mandala’s).

Kongôban

Stichters van het esoterisch boeddhisme in Japan

De monniken Saichô en Kûkai en de asceet En no Gyôja zijn de grondleggers van drie belangrijke stromingen in het esoterisch Boeddhisme in Japan.

Saichô

Op de rolschildering zien we Saichô, de grondlegger van de Tendai-school. Saichô (767-822) zit op zijn zetel, verzonken in meditatie. Door de kleur van de achtergrond te herhalen in Saichô’s gewaad, laat de schilder zien dat hij één is met zijn omgeving.

Lees meer
Saichô

Saichô bestudeerde in China verschillende boeddhistische stromingen, waaronder ook die van de tantrische ‘School der Geheimen’. Zijn onderricht baseerde hij voornamelijk op het Lotus-soetra. Dit geschrift, waarvan de inhoud aan de Boeddha zelf wordt toegeschreven, bevat diepzinnige beschouwingen over de alomtegenwoordigheid van de boeddha-natuur? en over de mogelijkheid van alle bewuste wezens om tot ontwaking te komen en zelf boeddha te worden.
Saichô stichtte zijn klooster op de berg Hiei, waar hij twee complementaire methoden onderwees om tot samâdhi of volmaakte eenheid van geest te komen: gemoedsrust door ‘stil vertoeven’ (shamatha) en ‘inzicht’ (vipashyana).

Saichô-rolschildering

Kûkai

De tantrische meester Kûkai (774-835) heeft twee vaste handattributen: de vajra-scepter en een bidsnoer voor Mantrarecitatie. Kûkai werd geboren in het jaar 774 en was een van de meest veelzijdige genieën van Japan.

Lees meer
Kûkai-rolschildering

Geleid door een voorspellende droom vond hij een exemplaar van de Sûtra van de Grote Verlichter, een esoterisch geschrift waarin de mogelijkheid van verlichting in dit leven werd benadrukt. Omdat niemand de tekst kon verklaren, ging hij in China op zoek naar een meester. Hij werd er ingewijd in de geheimen van het esoterisch boeddhisme, die verborgen zijn in de geschilderde mandala-voorstellingen.

Toen hij terug was in Japan stichtte hij de Shingon-school. Hij overleed in 835 op de berg waarop hij zijn belangrijkste tempel bouwde. Na zijn dood verleende de keizer hem de titel Kôbô Daishi: ‘Grote Meester van het Verspreiden van de Waarheid’.

De rolschildering toont Kôbo Daishi weergegeven met zijn onafscheidelijke vajra-scepter en bidsnoer voor mantra-recitatie. Naast zijn zetel staat een rituele waterflacon, die tijdens het lezen van de heilige geschriften werd gebruikt voor het spoelen van de mond bij het maken van versprekingen

Kûkai

En No Gyôja

En no Gyôja oftewel ‘En de Asceet’ (634-701) is de grondlegger van shugendô, een mengvorm van boeddhisme en shintoïsme beoefend door yamabushi, asceten die teruggetrokken in de bergen leven in eenheid met de natuur.

Lees meer

Volgens de overlevering werd hij één met de krachten van de natuur en ontwikkelde hij paranormale vermogens. Meer dan duizend jaar na zijn dood werd hij in een heiligverklaring door keizer Kokaku postuum tot de rang van bodhisattva verheven. 

De beeldhouwer heeft hem weergegeven als een oude man, met een rammelstaf in de ene en een heilige schriftrol in de andere hand. Door het rinkelende geluid van de metalen ringen aan zijn staf brengen slangen en andere dieren die zijn pad kruisen zich tijdig in veiligheid, zodat hij niet per ongeluk op ze trapt. Hij draagt takageta, hoge houten sandalen waarmee bergasceten het contact met de grond tot een minimum beperken en hun voeten op modderige bergpaden zoveel mogelijk vrijhouden van vuil. 

En No Gyôja

© Studio R. Asselberghs – Frédéric Dehaen Brussels.